Geschiedenis Kerkrade in vogelvlucht

De plaatsnaam "Kerkrade" dateert uit de Middeleeuwen. Het achtervoegsel "rade" verwijst naar het werkwoord "rooien": het kappen en bebouwen van bosachtig gebied. Hieronder leest u meer over de geschiedenis van de gemeente. 

Het Land van Rode

Rond 1000 ontstonden door het ontginnen van heide- en bosgebied vlak bij elkaar Kerkrade, Kloosterrade en ‘s -Hertogenrade. In Kerkrade stond de parochiekerk en woonden de meeste mensen.

Schilderij oude stad Kerkrade

Kloosterrade was - de naam zegt het al - een abdij en ‘s-Hertogenrade was een kleine nederzetting met een hoog gelegen kasteel in bezit van de hertogen van Limburg. Kloosterrade groeide uit tot het huidige monumentale kloostercomplex Rolduc dat in 2004 z’n 900 jarig bestaan vierde. De "Annales Rodenses", de kronieken van Rolduc uit de twaalfde eeuw, behoren tot de oudste geschreven historische bronnen in ons land. Het marktplaatsje ‘s Hertogenrade had in de Middeleeuwen stadsrechten en ook het recht op het slaan van een eigen munt. Het Land van Rode, dat van hieruit bestuurd werd, omvatte in haar hoogtijdagen een gebied tot aan Vaals aan toe.

Het verdrag van Aken

Oud tekstdocument Verdrag van Aken, handgeschreven met stempel

In 1789 bestormde een hongerige meute in Parijs de gevangenis en raakte Europa op drift. Franse troepen veroverden in 1794 grote delen van de Zuidelijke Nederlanden en maakten een eind aan de middeleeuwse gezagsverhoudingen. Het Land van Rode werd opgenomen in het Franse keizerrijk en toen Napoleon in 1815 eindelijk zijn Waterloo gevonden had, werden door de diplomaten in Wenen "uit de losse pols" nieuwe Europese grenzen op de landkaarten ingetekend. Het exacte grensverloop tussen de koninkrijken Nederland en Pruisen werd vastgelegd bij het grensverdrag van Aken in 1816. Kerkrade en Herzogenrath werden eerst toen van elkaar gescheiden, niét omdat dit de uitdrukkelijke wens van de plaatselijke bevolking was, maar omdat een grote handelsweg (de Nieuwstraat) en een riviertje (De Worm) vanuit Wenen een "natuurlijke" begrenzing leken.

De Nieuwstraat en al het Kerkraads gebied ten oosten daarvan werden Duits, om te voorkomen dat een gedeelte van de belangrijke handelsweg tussen Aken en Geilenkirchen op het grondgebied van Nederland kwam te liggen. De enige die zich van deze staatsgrens niets hoefde aan te trekken was de Domaniale Mijn. Alhoewel deze aan de Nederlandse kant van de Nieuwstraat lag, mocht zij ongestoord gebruik blijven maken van haar hele concessieveld waarvan nu circa 130 hectare op Duits grondgebied lag.

Oude groepsfoto van douaniers en inwoners bij de grenspost op de Nieuwstraat

Grenzeloos

Een douanier bewaakt de afrastering van draad en een houten hek op de Nieuwstraat

De staatkundige grenzen werden in de praktijk pas voelbaar rond de eerste wereldoorlog toen aan de Nieuwstraat een ijzeren gordijn werd opgericht met een hoogte van circa twee meter om spionage, desertie uit het Duitse leger en smokkelhandel te belemmeren. Naarmate de internationale verhoudingen na de tweede wereldoorlog verbeterden, werd de grensafscheiding aan de Nieuwstraat/Neustrasse steeds lager: de aanvankelijk metershoge draadversperring,die de straat over een lengte van meer dan twee kilometer in een Nederlands
en Duits deel splitste, werd in1968 zelfs vervangen door leiconblokken van slechts 40 centimeter hoog.

Rijbanen Nieuwstraat met verkeer en leiconblokken in het midden

In 1993 werd begonnen met een ingrijpende reconstructie van deze weg en inmiddels is de grens zelfs onzichtbaar geworden: in het straatbeeld van de Nieuwstraat is niet meer te zien waar Duitsland begint en Nederland eindigt. In internationaal verband werken Herzogenrath en Kerkrade tegenwoordig weer gebroederlijk samen onder de naam "Eurode".

Van zwart naar groen

Kerkrade was de oudste mijnstad van Nederland. Al in de Middeleeuwen werd hier steenkool gedolven. Vanaf de 17de eeuw stak de abdij Kloosterrade expertise en geld in een meer professionele ontginning van steenkool. De mijnbouwindustrie groeide in de 19de eeuw uit tot de belangrijkste werkgever van de regio. De ligging van Kerkrade, in een uithoek van Nederland, zorgde ervoor dat de gemeente zich economisch vooral oriënteerde op het Duitse achterland. Dit werd nog in de hand gewerkt door de slechte infrastructuur. Het duurde bijvoorbeeld tot 1949 voordat het centrum van Kerkrade via het miljoenenlijntje voor personenvervoer per spoor bereikbaar werd. Het 'miljoenenlijntje' dankte haar naam aan de voor die tijd exceptionele hoge aanlegkosten, veroorzaakt door de vele heuvels en dalen die bij de aanleg van het traject "overwonnen" moesten worden. Tegenwoordig wordt het tracé geëxploiteerd door de Stichting Zuid-Limburgse Stoomtreinmaatschappij (De Miljoenenlijn)en is het een belangrijke toeristische trekpleister geworden.

In het begin van 20ste eeuw was Kerkrade de belangrijkste plaats van de oostelijke mijnstreek. In Limburg waren alleen Maastricht, Roermond en Venlo groter. Meer dan de helft van de Kerkraadse beroepsbevolking werkte in 1900 al in de mijnen. Tot ver in de jaren 60 bleef Kerkrade economisch afhankelijk van één bedrijfstak: de mijnbouwindustrie. Toen de mijnen hun poorten sloten viel ook voor veel toeleveringsbedrijven in de industriële sector en voor veel ondernemingen op het gebied van dienstverlening het doek en werd Kerkrade eigenlijk voor het eerst geconfronteerd met grote werkloosheid en kwam er een einde aan de groei. Inmiddels herinnert echter nog maar weinig in Kerkrade aan het "zwarte" verleden.

Schacht Nulland met kolenwagentjes

Op de Markt staat sinds 1957 "d'r Joep", een standbeeld ter ere van de onverzettelijke mijnwerker. Mijnschacht Nulland is vanaf 2006 een dependance van het Discovery Center Continium, Museumplein Limburg. Oud-koempels van de Domaniale Mijn hebben de stichting ‘Koempels van de Domaniale’ opgericht. Ze hebben de schacht opgeknapt en ingericht als museum. Hier verzorgen ze sinds 2013 rondleidingen voor diverse groepen, van basisschoolklassen tot families en van verenigingen tot bedrijfsuitjes. Daarnaast is Schacht Nulland vanaf 1 januari 2015 een trouwlocatie (voor maximaal 25 personen). In de schacht zijn een originele lift, een mijnfiets, kolenwagens, diverse machines en allerlei voorwerpen en foto’s uit de mijntijd te bewonderen. Sinds kort kunnen bezoekers ook een kijkje nemen op de bovenverdieping.